Dit verhaal begint in de zomer van 2005, in Andalusië, bij een stenen muurtje van een meter of vier hoog. Het was de eerste vakantie met mijn vriendje, op de Zuid-Spaanse camping Las Lomas vlakbij Granada. We kookten elke avond ééneurozakjes kant-en-klare pastamaaltijden van de Lidl en maakten er zelf salade bij met sla en reuzetomaten uit het supermarktje van Güéjar Sierra.
Op de camping werden voor weinig geld activiteiten georganiseerd en met ons krappe studentenbudget was dat de uitgelezen mogelijkheid om er toch een avontuurlijke vakantie van te maken. Dus schreven we ons in voor kanoën op het meer, een stoere bergwandeling, boogschieten en klimmen. Nou ja, klimmen… Klimmen was misschien een groot woord voor het bedwingen van dat stenen muurtje op de camping, maar hé, je moet ergens beginnen met je avonturen.
Ik had er alle vertrouwen in. In mijn middelbareschoolperiode waren we wel eens wezen klimmen in klimcentrum Bjoeks in Groningen, en dat was mij in mijn herinnering ontzettend goed afgegaan. Tuurlijk, dat was al weer een tijdje geleden. En zonder de dagelijkse twintig kilometer fietsen naar school en met het calorierijke studentenleven was ik misschien ietsjepietsje zwaarder dan ooit. Maar dat was nu eenmaal mijn bouw toch? Dat muurtje van vier meter zou een peulenschil zijn. Dacht ik.
Ik werd gezekerd door de kleine, mollige dame van de outdoororganisatie, keek omhoog, ademde diep in en begon naar houvast te zoeken. Naast mij klom mijn vriendje, een lichte wedstrijdroeier in ruste, behendig omhoog. Ik probeerde te klimmen. Mezelf naar boven te hijsen. Mijn ademhaling werd zwaarder. Ik hijgde en pufte, mijn hoofd werd roder. Wanhopig keek ik eerst naar boven en daarna naar beneden. Het ging niet.
De mollige outdoordame, die ik in elk geval een stuk zwaarder had geschat dan mijzelf, hield mij niet. Ik was te dik. Ik was te dik om dat muurtje van amper vier meter te verslaan. Uitgeput liet ik mezelf op de grond zakken. En huilde. Met grote uithalen huilde ik.
Wat ik een paar jaar had weten weg te stoppen onder zakken Bugles met smeerkaas, bakken ijs, en het idee dat dit nu eenmaal mijn figuur was, werd meedogenloos onthuld door dat klimmuurtje in Andalusië. De opmerkingen van mijn moeder had ik vakkundig weggewuifd, de pijnlijke pashoksessies met steeds grotere maten had ik steeds behendig ontkend. Maar die Zuid-Spaanse klotemuur confronteerde me met mijn fysieke grenzen én maakte mij duidelijk dat ik er zelf voor had gezorgd dat ik mijn eigen gewicht niet meer kon dragen.
Daar, op de stoffige grond naast die dekselse muur, met vlekkerige traansporen op mijn wangen en schor van het huilen, deed ik mezelf een belofte. Nooit zou ik mezelf en mijn lichaam nog zo verwaarlozen dat ik het zou moeten afleggen tegen zo’n miezerig muurtje. Ik zou gaan sporten, gezonder eten, en steeds opnieuw proberen te klimmen. Maar dan mentaal. Mezelf uitdagen, mijn grenzen verleggen en voor mezelf zorgen door in beweging te blijven. Op meerdere fronten. En ooit, ooit zou ik opnieuw een muur bedwingen. Wat zeg ik, een muur? Ik zou een rotswand beklimmen. Een hele hoge.
Daar, op dat moment, in die bloedhete zomer in Andalusië, kon dat muurtje van mij de rambam krijgen. Maar nu, heel veel jaar later, ben ik die hoop stenen ongelooflijk dankbaar. Want zonder die worsteling zou ik nu niet zijn waar ik nu ben. Bijna twintig kilo lichter, heel veel fitter, sportliefhebber van top tot teen en ook een beetje wijzer.
Misschien was het wel mijn eerste bewuste ervaring van sporten als spiegel. Ik durf wel te beweren dat ik van sporten meer over mezelf heb geleerd dan van alle zelfhulpboeken die ik ooit las. De komende tijd wil ik een aantal van die lessen met jullie delen. En neem ik jullie mee in mijn huidige sportuitdagingen. Ik hoop ook jullie verhalen te lezen over wat sporten je leerde. Delen jullie ze?
Oh ja, die rotswand? Dat is gelukt. Zeven jaar later. Een hele hoge rotswand van marmer en kalksteen, vlakbij Hoi An in Vietnam. Ook daar kwam ik mijn eigen grens tegen, ook daar werd er gehuild. Maar die tranen vloeiden een behoorlijk aantal meters boven de grond. En daar ben ik trots op.